Een initiatief van :
Stichting Food-Info
|
|
Food-Info.net> Vragen en Antwoorden > Voedselveiligheid > Toxinen (overige)
Wat is dioxine en hoe komt het in ons eten?
Er is niet één dioxine. Dioxine is een verzamelnaam voor een grote groep verbindingen, bestaande uit gechloreerde benzeenringen, die via twee zuurstof-bruggen met elkaar zijn verbonden. Dit laatste deel van de structuur bepaalt de naam (di = 2, oxo = zuurstofbinding). De hoeveelheid chlooratomen aan het dioxinemolecuul kan wisselen, waardoor er een groot aantal typen dioxines ontstaan.
Het dioxine waar erg veel ophef over is geweest, is het zogeheten 2,3,7,8-tetrachloor-dibenzo-p-dioxine (TCDD). Dit TCDD is een plat molecuul (zie de ruimtelijke structuur hieronder), waarin de twee benzeenringen in grijs zijn weergegeven. Aan de benzeenringen zitten 4 chlooratomen (groen), symmetrisch aan het molecuul. De twee zuurstofatomen zijn rood weergegeven.
Dioxines worden gevormd door verhitting onder zuurstofarme condities van chloorhoudende verbindingen. De meeste dioxines worden gevormd bij de verbranding van organisch materiaal in aanwezigheid van chloor (oa uit keukenzout), als er niet genoeg zuurstof aanwezig is. Dit heeft een aantal jaren geleden geleid tot het dioxineschandaal in melk van koeien die graasden naast verbrandingsovens. Bij voldoende zuurstof en/of een hoge verbrandingstemperatuur ontstaan geen dioxines.
Dioxines kunnen ook in de natuur gevormd worden door zogenaamde witrot-schimmels. Dit zijn schimmels die op dood hout groeien en witte kolonies vormen. Uit lignine (houtstof) kunnen door de schimmel dioxines gemaakt worden. Ook via verbranding van hout kunnen dioxines ontstaan, bijvoorbeeld in niet goed geventileerde open haarden en bij bosbranden, waar ook een zuurstoftekort ontstaat.
Dioxines komen dus op diverse manieren in het milieu terecht. Ze worden (langzaam) door zonlicht afgebroken, en verder, eveneens langzaam, door schimmels in de bodem. Dioxines blijven dus lang in het milieu aanwezig.
Dioxines zijn niet oplosbaar in water, maar wel goed in vet. Via roetdeeltjes komt het, bijvoorbeeld, terecht op het gras. De koe eet het op en neemt het op in het vetweefsel. Via de melk kan de koe weer van de dioxine af komen. Hetzelfde geldt voor de mens. Dioxines worden opgenomen via het voedsel (vet) en opgeslagen in ons eigen vetweefsel. Daar blijft het zeer lang aanwezig. Net als bij de koe is de moedermelk de belangrijkste manier om dioxines kwijt te raken. Moedermelk bevat dan ook (kleine hoeveelheden) dioxines. Vrijwel al het dierlijk vet bevat dus zeer kleine hoeveelheden dioxine. Plantaardig vet bevat in principe geen dioxine. Normaal gesproken blijven deze hoeveelheden dioxine ver onder de maximaal toegestane blootstelling.
De grafiek geeft de waarde weer in picogram (=1 miljardste milligram) per dag als TEQ, een combinatie van alle dioxines samen (toxin-equivalents).
Eigenlijk alleen bij industriële ongelukken (Seveso) of door chemische verontreiniging (Belgie), kunnen er (relatief) grote hoeveelheden dioxine in het voedsel voorkomen. Doordat het zo slecht afgebroken wordt, kan het zich over een groot aantal producten verspreiden.
Dioxines worden beschouwd als zeer giftig. Het is een van de meest giftige, (hoofdzakelijk) door de mens gemaakte gifstoffen. Er bestaan echter wel een aantal natuurlijke stoffen die vele malen giftiger zijn. Zie onderstaande tabel (gevonden in een nieuwsgroep):
LD50 oraal voor rat/muis/cavia in microgram (=1/1000 mg) per kg lichaamsgewicht
Botuline |
0.00003 |
Tetanus-toxine |
0.0001 |
Difterie-toxine |
0.3 |
Palytoxine |
0.45 |
2.3.7.8-TCDD |
1 (dioxine) |
Tetrodoxine |
15 (blaasvis/ ‘fugu') |
Strychine |
500 |
Aflatoxine |
600 (rotte pinda's) |
Nicotine |
1000 |
Parathion |
3000 |
BPC's |
3000-30000 (?) |
Blauwzuur |
10000 |
DDT |
113000 |
Lood |
120000 |
Keukenzout |
4000000 |
De tabel geeft de waarden weer voor de inname van een stof per kilo lichaamsgewicht, waaraan de helft van de proefdieren sterft (LD50 = letale dosis voor 50% van de dieren.). Botuline (de gifstof verantwoordelijk voor botulisme) heeft een LD50 van 0.00003 microgram per kilo lichaamsgewicht. Voor een mens van 70 kilo komt dat neer op 0.0000021 mg ! Voor dioxine geldt dan 0.07 mg en voor blauwzuur (cyanide) 70 mg. Dioxine is dus behoorlijk giftig!
De giftigheid van dioxine in de praktijk is moeilijk in te schatten:
Dioxine is een molecuul dat op een aantal plaatsen in het stofwisselingsproces van de mens in kan werken. Toch is er nauwelijks een ziekte die direct in verband gebracht kan worden met dioxine. Alleen met chlooracne is een direct verband bekend (dit is acne door overmatig aanwezige chloorverbindingen, op zich vrij onschuldig, maar wel erg lastig). Dioxine is in diverse tests wel mogelijk mutageen en ook kankerverwekkend bevonden, in relatief lage doses. Maar zoals met vrijwel alle kankerverwekkende stoffen is een oorzakelijk verband niet aangetoond. Het gebeurt maar heel zelden dat je na kunt gaan waardoor een kanker is ontstaan, het proces duurt te lang. Daarom zijn alle stoffen die in dierproeven kanker veroorzaken verdacht, dus ook dioxine. Ook diverse andere afwijkingen kunnen ontstaan door dioxine, maar ook hier geldt hetzelfde, het kan in dierproeven en in het laboratorium, maar of het ook echt bij mensen voor kan komen is niet bekend. Maar zulke stoffen zijn dus wel verdacht.
Het probleem bij dioxine is dat het altijd in zeer kleine hoeveelheden in het voedsel voorkomt. Er is dus sprake van een chronische blootstelling, met gevolgen op de (zeer) lange termijn. Daardoor is het niet mogelijk om een directe oorzaak-gevolg relatie aan te geven. Dit soort stoffen blijven dus 'verdacht' en 'potentieel gevaarlijk'. En dus moeten er passende voorzorgsmaatregelen getroffen worden om blootstelling zoveel mogelijk te voorkomen.
Pas als dioxine in grote hoeveelheden vrijkomt (Seveso in 1980) zijn directe gevolgen merkbaar; en dat lijkt alleen chlooracne te zijn. En in ieder geval bij schapen, dood door leverstoringen.
Dioxine is dus een potentieel gevaarlijke stof, maar de gevolgen van inname zijn niet te voorspellen, en kunnen in de praktijk variëren van geen effect tot kanker.
|
| |
|